Autonome ontwikkelingen

Ontwikkelingen Sociaal Domein

Het beleidsveld sociaal domein is continue in beweging. In het meest recente coalitieakkoord van het Rijk wordt op verschillende plekken de maatschappelijke opgave tot het ondersteunen van burgers in het sociaal domein benoemd. Het kabinet wil de overheid, zowel de rijksoverheid als de decentrale overheden transparant, toegankelijk en begrijpelijk maken. Daarnaast wordt gestreefd naar een stabielere financiering voor onder meer gemeenten en vergroting van hun autonomie, die wellicht meer ruimte geven voor innovatie.

Jeugdhulp
Binnen de jeugdwet zorgt met name de hervormingsagenda jeugd voor ontwikkelingen in 2024 en verder. De hervormingsagenda betreft een pakket aan maatregelen, dit pakket moet de jeugdzorg toegankelijker, beter uitvoerbaar, effectiever en financieel duurzaam maken. De maatregelen gaan bijvoorbeeld over normaliseren en afbakenen, dit moet de vraag naar jeugdzorg beperken. Ook gaat het over de effectiviteit van de jeugdhulp: niet elke zorg is effectief en scherper sturen op de inzet van effectieve interventies en het niet langer vergoeden van niet-effectieve interventies levert besparingen op. Ook liggen marktwerking, inkoop en gemeentelijke samenwerking onder de loep: inkoop moet eenvoudiger, met minder administratieve lasten en partijen willen de nadelige effecten van marktwerking aanpakken tevens wordt een eigen bijdrage bekeken. Met dit soort maatregelen wordt een groter beroep gedaan op de zelf- en samen redzaamheid van mensen die ondersteuning nodig hebben. Officiële besluitvorming over de hervormingsagenda door het Rijk en de VNG dient nog plaats te vinden. 

Wij pakken deze hervormingsagenda, vooruit lopend op besluitvorming, nu al zowel lokaal als regionaal op. Binnen het lokale jeugdbeleid wordt er binnen onze gemeente en de sub regio gestreefd naar een positief opgroei klimaat voor alle jeugdigen binnen onze gemeente in samenwerking met lokale partijen. Binnen de regionale samenwerking loopt een transformatie traject. Deze transformatie leidt ertoe dat de systemen anders worden ingericht in Zuid-Limburg. Zowel in de hulpverlening als op inkoop-technisch gebied. Het uitgangspunt is dat een systeem dienend moet zijn aan zorginhoudelijke doelen.

WMO
In lijn met de landelijke trend stijgen ook in onze gemeente de kosten voor  Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De hervorming van de langdurige zorg heeft nieuwe uitdagingen met zich meegebracht. Het aantal thuiswonende inwoners met beperkingen en ouderen stijgt, hun kwetsbaarheid en ondersteuningsbehoefte stijgt mee. Naar verwachting zal de problematiek voor de komende jaren toenemen. Daarentegen neemt het aantal beschikbare zorgvrijwilligers en mantelzorgers af en is er sprake van de oplopende tekorten aan mensen die in de zorg kunnen en willen gaan werken. Daarnaast zal door de toenemende vergrijzing de vraag van ouderen naar een geschikte woning verder toenemen. 

Het huidige Wmo-beleid opgenomen in de Toekomstagenda Maastricht-Heuvelland 2022 wordt vernieuwd. Om de bovenstaande autonome ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden wordt er aan een drietal “knoppen” gedraaid.  Ten eerste toekomstbestendige maatschappelijke ondersteuning. Wij versterken de zelfredzaamheid van mensen met beperkingen en ouderen en hun sociale omgeving. Wij zetten in preventieve zijn (positieve) gezondheid en zorgen voor meer alternatieven voor maatwerkvoorzieningen. Wij versterken daarnaast de ondersteuning voor mantelzorgers en vrijwilligers. Als derde dragen wij bij dat minder inwoners in een ongeschikte woning wonen. Wij brengen de lokale woon-zorgopgave in beeld en sturen op het vergroten van het aanbod van diverse woon(zorg)vormen voor onze inwoners.

Participatie
Landelijk wordt gewerkt aan de herziening van de participatiewet (Participatiewet in Balans). Het eerste spoor vanuit de herziening is de wijziging van de wet. De wijzigingen vormen een samenhangend pakket om de professional meer ruimte te geven, werken en participatie naast de uitkering te stimuleren en de uitkeringsgerechtigde meer zekerheid te geven. De wijzigingen moeten in de wet opgenomen worden. In voorbereiding hierop worden regionaal de wijzigingen door vertaald naar lokaal niveau. Dit gebeurt in 2023 en krijgt zijn beslag in 2024 naar verwachting.

 

Ontwikkelingen Fysiek Domein

Omgevingswet

De inwerkingtreding van de Omgevingswet is vanwege de problemen met het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) inmiddels al vijf keer uitgesteld. Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. De Eerste Kamer stemde al in 2016 in met de Omgevingswet en in 2020 met de wet die de invoering van de Omgevingswet regelde. Nu kan de wet dan ook ingevoerd worden per 1 januari 2024. 

Wel is er een viertal moties aangenomen:

De motie-Kluit c.s. verzoekt de regering om voor 1 juli 2023 een integraal, financieel beeld te maken voor gemeenten, provincies en omgevingsdiensten, en de Kamer voor de zomer te informeren over hoe deze kosten komende jaren gedekt worden.

De motie-Kluit c.s. verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat, voor zover relevant voor 1 januari 2024, alle gemeenten een milieueffectrapportage maken voor de omgevingsvisies en/of het omgevingsplan.

De motie-Janssen c.s. verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat voor inwerkingtreding van de Omgevingswet alle betreffende websites (waaronder, maar niet uitsluitend, de websites van het Digitaal Stelsel Omgevingswet) minimaal voldoen aan alle eisen op niveau A en AA van de norm Web Content Accessibility Guidelines 2.1 en de Eerste Kamer hier uiterlijk zes weken voor inwerkingtreding van de Omgevingswet over te informeren.

De motie-Moonen c.s. verzoekt de regering om binnen het DSO mogelijk te maken om voornemens van besluiten te publiceren, vergelijkbaar met het voorontwerp van een bestemmingsplan om participatie te bevorderen zodat er één vindplaats is voor alle voorgenomen besluiten waarover nog participatie moet plaatsvinden.

 

Wet versterking regie Volkshuisvesting 

Overheden krijgen het juiste gereedschap om te sturen op hoeveel, waar en voor wie ze gaan bouwen. Dat is de bedoeling van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting dat minister De Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in consultatie heeft gebracht. Als dit wetsvoorstel aangenomen wordt, heeft minister de Jonge de mogelijkheid om in te grijpen. Hij kan dan gemeenten of provincies dwingen om meer of andere types woningen te bouwen.

Op dit moment zijn er te weinig betaalbare woningen en ontbreekt het aan voldoende locaties om te bouwen. Het kabinet heeft als doel om 900.000 woningen te bouwen tot en met 2030, waarvan twee derde betaalbaar. Om hierop te kunnen sturen komt er een verplichting dat Rijk, provincie en gemeenten een volkshuisvestingsprogramma opstellen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de (regionale) bouwopgave, inclusief de locaties waar gebouwd kan of moet worden. Op deze manier moeten de overheden als één overheid samenwerken aan de woningbouwopgave. De wet geeft zowel het Rijk als provincies de mogelijkheid om juridisch te sturen via instructies, bijvoorbeeld om een knoop door te hakken over een nieuwbouwlocatie. Als overheden er samen niet uitkomen kan het Rijk in het uiterste geval woningbouwlocaties afdwingen.

Om meer balans in de woningvoorraad te brengen en te zorgen voor een eerlijker verdeling tussen gemeenten, is het streven dat twee derde van de nieuwbouw bestaat uit betaalbare woningen. Zowel koop als huur, voor middeninkomens en lagere inkomens. Gemeenten met weinig sociale huur in de voorraad moeten méér sociale huur bouwen. Andersom hoeven gemeenten met veel sociale huur in de woningvoorraad juist mínder sociaal te bouwen, zij kunnen meer focussen op het middensegment. Dit zorgt dan voor een betere verdeling van de woningvoorraad. 

Als in het woningbouwproces een rechterlijke uitspraak nodig is, dan is het belangrijk dat er snel duidelijkheid komt. Er komt daarom nog maar één gang naar de rechter in plaats van twee, doet de bestuursrechter binnen zes maanden uitspraak, wordt het beroep versneld behandeld en moeten de redenen van het beroep binnen de beroepstermijn zijn ingediend. 

Dit wetsvoorstel geeft ook meer mogelijkheden om mensen die met urgentie een woning nodig hebben, een woning voor ze te regelen. Gemeenten worden namelijk verplicht om in hun huisvestingsverordening een urgentieregeling vast te stellen, waarbij ze verplicht een aantal landelijk geldende categorieën ‘urgent woningzoekenden’ opnemen. De huisvestingsopgave van deze groepen wordt met de wet tevens evenrediger verdeeld in de regio, daar waar met name centrumgemeenten momenteel de grootste opgave invullen.

Het wetsvoorstel is in consultatie tot en met 31 maart en daarna verzamelt de minister de reacties. Die kunnen leiden tot aanpassing van het voorstel. Behandeling in de Tweede Kamer is voor later dit jaar voorzien. De gewenste invoeringsdatum van de wet, is 1 januari 2024.

Het voorliggende wetvoorstel Wet versterking regie Volkshuisvesting wil het instellen van een gemeentelijke huisvestingsverordening en urgentieregeling verplichten. Met name de genoemde verordening zal leiden tot een administratieve last voor gemeenten. Deze verordening vergt onder meer de afgifte van woonvergunningen, toezicht en handhaving, oftewel het voeren van een afzonderlijke administratie wordt hiermee verplicht. Het is niet voor niets dat veel gemeenten afzien van het instellen van deze verordening als de administratieve lasten worden afgezet tegen het uiteindelijke resultaat hiervan. Zeker gelet op het feit dat het vinden van adequaat personeel reeds geen makkelijke opgave is, gelet op de huidige schaarste binnen de arbeidsmarkt.
Woningschaarste aan met name sociale huur en koop waren voorheen de wettelijke grondslag (Huisvestingswet) om deze verordening in te kunnen stellen. Deze grondslag vervalt dus als de voorgestelde wet door de 1e en 2e Kamer wordt aangenomen en na bekendmaking hiervan in werking treedt. 

 

Klimaatakkoord

De gemeenten en provincies kunnen in 2023, 2024 en 2025 een specifieke uitkering van in totaal € 1.037.612.596 krijgen voor capaciteit (bemensing) voor de uitvoering van het klimaat- en energiebeleid.
Daarmee wil minister R.A.A. Jetten voor Klimaat en Energie de ambtelijke capaciteit bij de gemeenten en provincies bekostigen voor de uitvoering van het klimaat- en energiebeleid, in 5 sectoren:

  1.  gebouwde omgeving,
  2.  elektriciteit
  3.  mobiliteit,
  4. industrie, en
  5. overig, zoals een leidinggevende of een recruiter.

De specifieke uitkering is bedoeld voor apparaatskosten, zoals salariskosten, inhuur van externen, of beleidsonderzoeken. Maximaal 10% van de specifieke uitkering mag besteed worden aan andere zaken – wel gerelateerd aan apparaatskosten – zoals communicatiematerialen, technisch onderzoek en registratiesystemen. 

Voor de gemeente Eijsden-Margraten bedraagt deze specifieke uitkering ongeveer € 470.000 per jaar.

Stikstof

Nationaal Programma Landelijk Gebied

Het Nationaal Programma Landelijk Gebied brengt de opgaven op het gebied van water, natuur, stikstof en klimaat samen en zorgt voor een gecombineerde aanpak voor een vitaal landelijk gebied.  In een gebiedsgerichte aanpak wil het kabinet stikstofmaatregelen slim combineren met andere maatregelen om de natuur, de bodem en de waterkwaliteit te verbeteren en de klimaatopgave te halen. Hiervoor heeft het kabinet 24,3 miljard euro beschikbaar gesteld. 

Gebiedsgerichte aanpak

Omdat gebieden verschillen, verschilt ook de aanpak per gebied. Rijk en provincies stellen per gebied doelen voor natuur, stikstof,  water en klimaat vast die onontkoombaar gehaald moeten worden. Bij elkaar tellen die doelen op tot de landelijke doelen en verplichtingen voor natuur, stikstof, klimaat en water. Provincies, gemeenten, waterschappen, ondernemers en terreinbeheerders werken in een gebiedsgerichte aanpak samen aan het halen van deze doelen. Per gebied wordt gekeken wat de mogelijkheden zijn. In juli 2023 is in elk gebied duidelijk wat de doelen per gebied zijn en hoe die gehaald worden.  Alle sectoren – industrie, landbouw, verkeer, zee- en luchtvaart – leveren hierbij een bijdrage.

Limburgs Programma Landelijk Gebied

Stikstofreductie en natuurherstel staan onder andere door Europese regelgeving hoog op de agenda van de Rijksoverheid. Samen het hen en samen met de Limburgse gemeenten, natuurorganisaties, ondernemers en alle belanghebbenden maakt Provincie Limburg plannen hiervoor. Provinciale Staten van Limburg hebben besloten zich maximaal in te zetten voor het behalen van de richtinggevende doelen vanuit het Rijk. Daarom wordt gewerkt aan een Limburgs Programma Landelijk Gebied (LPLG). In vier gebieden wordt gekeken naar haalbare, uitvoerbare en doelgerichte ontwikkelpaden en maatregelen. Wat moet er gebeuren en waar liggen de kansen? Vanuit deze schaal wordt toegewerkt naar één gebiedsplan voor heel Limburg. Dit moet uiterlijk 1 juli 2023 aangeboden worden aan de Rijksoverheid. De Rijksoverheid stelt in de komende jaren geld beschikbaar om de maatregelen uit te voeren.

Vier deelgebieden
Limburg wordt ingedeeld met voldoende natuur én ruimte voor economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom wordt gekeken naar de invloed van het verkeer, de industrie en de agrarische sector. Dat wordt lokaal gedaan in vier gebieden:

  1. De Peel
  2. Maasduinen
  3. Meinweg, Roer- en Swalmdal
  4. Zuid-Limburg

Meer perspectief en middelen nodig voor provinciale stikstofplannen 

Samen met de andere provincies heeft de provincie Limburg haar zorgen geuit over de haalbaarheid van de stikstofplannen van het Rijk. Woensdag 14 december 2022 stuurden zij hun notities naar een commissie van de Tweede Kamer, waarin ze kenbaar maken wat er nog nodig is van de overheid om de klimaat- en stikstofdoelen te kunnen halen. 1 juli 2023 moeten de provinciale plannen voor het landelijk gebied op tafel liggen. Vooralsnog biedt het kabinet geen duidelijkheid over regionale doelen voor natuur, water en klimaat. 

 

Ontwikkelingen bedrijfsvoering


Verbonden Partijen/Gemeenschappelijke regelingen
De wetswijziging  wet gemeenschappelijke regelingen (WGR) is per 1 juli 2022 ingegaan en alle Gemeenschappelijke Regelingen moeten worden aangepast. In Limburg wordt dit traject van aanpassingen begeleid door Boels Zanders. Nagenoeg al onze Gemeenschappelijke Regelingen nemen hierin deel (m.u.v. Leerplicht/Leerlingenvervoer). De aanpassingen dienen uiterlijk 1 juli 2024 te zijn doorgevoerd.

Kortgezegd valt de wetswijziging uiteen in drie categorieën:

  • Het versterken van de positie van de gemeenteraden bij de besluitvorming in gemeenschappelijke regelingen via de introductie van een zienswijzeprocedure, een actieve informatieplicht van het bestuur naar de raden en de mogelijkheid voor de raden om een adviescommissie in te stellen.
  • Het creëren van aanvullende controle-instrumenten voor de gemeenteraden via de introductie van een gemeenschappelijk enquêterecht, de mogelijkheid van het instellen van een gemeenschappelijke onderzoekscommissie en een verduidelijking van de onderzoeksbevoegdheden van de lokale rekenkamer.
  • Het verbeteren van de positie van de gemeenteraden met betrekking tot het functioneren van de gemeenschappelijke regeling via het aanscherpen van de uittredingsregelingen, het aanpassen van de begrotingscyclus en het opnemen van de mogelijkheid van evaluatie van de regeling.

 

Vertrouwen Overheid

Uit landelijke cijfers als ook uit lokale cijfers blijkt dat het vertrouwen in de overheid tanende is. 

(heel) veel vertrouwen in de gemeente Eijsden-Margraten                                                              
2019 33%
2022  24%

Een kwart van de respondenten (24%) heeft (heel) veel vertrouwen in de manier waarop de gemeente wordt bestuurd. In 2019 was dit 33%. Landelijk bedroeg de mate van (heel) veel vertrouwen in de overheid in 2021 31%.

In de laatste peiling van 2022 valt op dat in het algemeen (55%) de respondenten geen uitgesproken mening hebben over de opstelling van de gemeente en de samenwerking met de inwoners. 

Openheid en transparantie
De samenleving verwacht van de overheid meer openheid en transparantie. Daarnaast wordt de vindbaarheid, de uitwisselbaarheid het ontsluiten en het archiveren van informatie steeds belangrijker. De verwachting is bovendien dat de digitale relatie met onze inwoners, ondernemers en verenigingen de komende jaren meer zal toenemen. In dit licht wordt het borgen van de digitale veiligheid en privacy steeds belangrijker en uitdagender. 

Voorgaande ontwikkelingen worden ondersteund door diverse wettelijke ontwikkelingen. Hierbij dient gedacht te worden aan de W.O.O. (wet open overheid) en de archiefwet. Maar ook de aanstaande Omgevingswet zal hierin op het gebied van vergunningverlening een rol vervullen. 

De ontwikkelingen en behoeften veranderen in een rap tempo. Onze bedrijfsvoering en informatievoorziening dient zich hierop voortdurend aan te passen. Dit vraagt om blijvend te investeren in onze digitale huishouding; de ict-infrastructuur alsmede het informatiemanagement.    

Naast een meer technische aanpak betreft het investeren in herstel van vertrouwen in de gemeente ook een verantwoording van organisatie, college en raad gezamenlijk. Hierin dient eenieder vanuit zijn of haar eigen positie en rol een bijdrage te leveren. Op grond van de inzichten en de aanbevelingen uit het rapport van bureau Necker van Naem betreft het in hoofdzaak ontwikkelpunten op het gebied van informatie en communicatie en het adequaat meenemen van inwoners en raad in proces en besluitvorming. Alsook het ombuigen van negatieve beeldvorming en de mate van verdachtmakingen. Daarnaast draagt een meer kritische en behoedzame houding van raad bij aan herstel van vertrouwen in de gemeente. 

Inflatie hoger dan verwacht

Niet alleen de gemeenten komen fors tekort op de compensatie voor loon- en prijsstijging van 2022, dat geldt voor de hele overheid, inclusief sectoren als zorg en onderwijs. In de najaarsnota 2022, van november 2022, kondigde het Rijk daarom alsnog aan dat het van plan is om in de voorjaarsnota 2023 extra loon- en prijscompensatie uit te keren. Dit is een afwijking van de reguliere werkwijze, en is uitdrukkelijk eenmalig bedoeld, zowel voor de gemeenten als voor de ministeries. 

Uitdrukkelijk is hierbij gezegd dat de exacte bedragen dus pas in het voorjaar van 2023 worden bepaald. Het kan dus in theorie ook zijn dat er helemaal geen extra compensatie komt. Het gaat overigens uitdrukkelijk om vrij besteedbaar accres. Het is dus níét geoormerkt voor bepaalde sectoren, formeel noch informeel.

Wat gaat er gebeuren in het voorjaar van 2023?
(1) Het Rijk bepaalt het definitieve bedrag van het éxtra accres voor 2022. Hier is geen formule voor, het is een bestuurlijke beslissing. Het extra accres werkt structureel door, maar niet met terugwerkende kracht. De gemeenten krijgen dus vanaf 2023 extra compensatie voor 2022, en krijgen niet in 2023 compensatie voor zowel 2022 als 2023.

(2) Het Rijk bepaalt het lpo-accres voor 2023 op basis van de raming van het Centraal Planbureau (in het CEP 2023) van de loonvoet (60%), (materiele overheidsconsumptie, imoc) (20%) en (bruto overheidsinvesteringen, iboi) (20%).

Als gevolg van de inflatie zullen ook de eigen exploitatielasten fors stijgen. Het is thans te prematuur om hier reeds richtinggevende bedragen voor aan te geven.

CAO effect als gevolg van principeakkoord

De nieuwe cao gaat in op 2 januari 2023 en heeft een looptijd van één jaar. Zoals vastgelegd in het principeakkoord dat begin 2023 is afgesloten krijgen alle medewerkers er € 240 bij en daar bovenop  2%.